Wanneer is het te koud om te werken?
Ten eerste is het belangrijk dat de werkgever zich tijdig voorbereid. Er moet niet gewacht worden tot er effectief een koudegolf is. Op basis van een risicoanalyse moet de werkgever maatregelen voorzien om een overschrijding van de wettelijke minimumtemperaturen (de zogenaamde wettelijke actiewaarden) te vermijden. Lukt dat niet – bijvoorbeeld bij werken in de buitenlucht – dan moeten er alleszins enkele maatregelen klaarliggen die direct kunnen worden uitgerold. Het comité voor preventie en bescherming op het werk heeft in dit alles een adviserende en controlerende rol te vervullen.
Er kunnen vooraf zowel technische als organisatorische maatregelen voorbereid worden. Technische maatregelen zijn bijvoorbeeld het plaatsen van wanden of zorgen voor bijkomende verwarming. Organisatorische maatregelen zijn bijvoorbeeld: aangepaste uurroosters, aangepaste kledij en extra rustpauzes in een verwarmde omgeving.
De minimumtemperaturen die moeten gerespecteerd worden, werden door de wetgever vastgelegd. Die temperaturen verschillen naargelang de zwaarte van het werk (de werkbelasting).
Soort werk | Voorbeeld | Werkbelasting | Minimale luchttemperatuur |
Zeer licht werk | Secretariaatswerk | < 117 watt | 18°C |
Licht werk | Handenarbeid aan een tafel | 117 tot 234 watt | 16°C |
Halfzwaar werk | Staande arbeid | 235 tot 360 watt | 14°C |
Zwaar werk | Grondwerken | 361 tot 468 watt | 12°C |
Zeer zwaar werk | Beklimmen van ladders en trappen | > 468 watt | 10°C |
Indien de temperatuur – afhankelijk van het soort werk – onder de minimumwaarde zakt, dan moet de werkgever maatregelen nemen. Er wordt een onderscheid gemaakt tussen koude van technologische oorsprong en koude van klimatologische oorsprong.
Koude van technologische oorsprong (bijv. werken in koelinstallaties): in dat geval moet de werkgever aangepaste werkkledij en persoonlijke beschermingsmiddelen (PBM’s) voorzien. De beschermkledij moet ook gedroogd kunnen worden. Warme dranken dienen kosteloos ter beschikking worden gesteld. Koude van klimatologische oorsprong (tijdens de winter): bij werkplaatsen in de buitenlucht moet de werkgever tussen 1 november en 31 maart verwarmingstoestellen voorzien. Wanneer de temperatuur zakt onder de vijf graden Celsius, moeten deze toestellen verplicht in werking worden gesteld. Er kunnen ook verwarmingstoestellen voorzien worden in binnenlokalen (eventueel in tijdelijke
constructies) zodat de werknemers zich af en toe kunnen opwarmen.
Werknemers die regelmatig blootgesteld worden aan temperaturen onder de acht graden (van
technologische aard), moeten ook tweejaarlijks aan een gezondheidstoezicht worden onderworpen door de bedrijfsarts.
Wie meer wil weten over werken in koude: in de Codex over het welzijn op het werk (boek V – Titel 1 – thermische omgevingsfactoren) lees je er alles over.