Een zwangere werkneemster heeft recht op 15 weken (of 19 weken bij meerlingen) moederschapsrust. De postnatale rust bedraagt in principe 9 weken. Deze periode kan verlengd worden met een periode waarin de zwangere is blijven werken vanaf de zesde week vóór de werkelijke datum van de bevalling (achtste week bij meerlingen).
Bepaalde periodes van inactiviteit die plaatsvinden in de periode vanaf de zesde/achtste week voor de bevalling, worden gelijkgesteld met arbeid en kunnen de postnatale rust verlengen. Zo is de tijdelijke werkloosheid wegens economische redenen voor arbeiders gelijkgesteld. Tot voor kort behoorde de tijdelijke werkloosheid wegens overmacht en de tijdelijke werkloosheid wegens economische redenen voor bedienden niet tot de periodes die gelijkgesteld worden met arbeid.
Ook wanneer een zwangere vrouw ziek was of een ongeval had in de periode van zes weken voorafgaand aan de vermoedelijke bevallingsdatum, dan werd deze arbeidsongeschiktheid/tijdelijke werkloosheid tot nu toe gelijkgesteld aan prenataal verlof. Het niet-opgenomen prenataal verlof kon daardoor niet meer worden overgedragen naar de periode van postnataal verlof. De Kamer heeft op 4 juni 2020 een wetsvoorstel goedgekeurd dat hier verandering in brengt.
Bijgevolg zal, wanneer een werkneemster zich in tijdelijke werkloosheid bevindt of arbeidsongeschikt wordt gedurende de prenatale rust, de postnatale rust worden verlengd met die periode van tijdelijke werkloosheid en/of arbeidsongeschiktheid. De wet is nog niet gepubliceerd, maar de nieuwe bepalingen zouden retroactief ingaan op 1 maart 2020.