“Jouw vrijheid eindigt waar die van een ander begint” – zo zou je de geest van artikel 29 van de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens kunnen samenvatten. Het heeft niet zo veel gescheeld of het stond er bijna net zo: “the rights of each are […] limited by the rights of others”, luidde het in kladversies van de Universele Verklaring. In de tekst die het uiteindelijk gehaald heeft, zitten drie ideeën vervat.
Het eerste gaat over plichten ten opzichte van de medemensen en de gemeenschap. Het gaat hoofdzakelijk over een plicht tot medemenselijkheid en een verbod om misbruik te maken van je rechten. Dit idee komt niet toevallig aan het einde van de Verklaring. Het is geen recht op zich maar biedt een soort leeswijzer. Het artikel nodigt uit om de Verklaring te zien als gemaakt voor een sociaal wezen. De basis van de mensenrechten is interactie in het samenleven en uiteraard heeft dat gevolgen voor de grenzen van de rechten.
Het tweede idee in artikel 29 schetst hoe staten beperkingen aan rechten kunnen bepalen. De auteurs van de Verklaring hadden goed door dat inperkingen echter ook de sleutel naar uitholling kunnen zijn. Ze bepaalden daarom dat enkel beperkingen per wet mogen bepaald worden en dat dat enkel mag gebeuren voor legitieme doelstellingen zoals de rechten van anderen.
De uitwerking van de Verklaring in verdragen en rechtspraak, heeft verhelderd hoe sommige rechten (bijvoorbeeld het recht om niet gefolterd te worden of het verbod op slavernij) nooit aan een beperking kunnen worden onderworpen. Maar bij de meeste andere rechten kan dat wel onder specifieke voorwaarden. Bijvoorbeeld de vrijheid van meningsuiting kan legitiem ingeperkt worden bij eerroof of smaad, of bij het aanzetten tot haat.
Waar het tweede idee het heeft over mogelijkheden voor staten om rechten in te perken, is het laatste idee in artikel 29 een duidelijk voorschrift: rechten gebruiken om de doelstellingen en de principes van de Verenigde Naties te ondermijnen, is expliciet uitgesloten.
Interessant aan artikel 29 is wat er niet in staat. Sommige staten wilden graag meer uitgebreide regels over welke plichten burgers hebben ten opzichte van de staat. Zo zou er kunnen hebben gestaan dat iedereen “de wetten en legitieme bevelen van de autoriteiten van zijn land zou moeten volgen.” Maar zover is het gelukkig niet gekomen want dat zou de hele rechtenbenadering uithollen. De uiteindelijke versie van Artikel 29 vat de essentie van mensenrechten goed: de morele plicht tot medemenselijkheid.
Over Wies De Graeve
Wies De Graeve is directeur van Amnesty International Vlaanderen. Hij volgt internationale en Belgische mensenrechtenkwesties, maakt ze zichtbaar en zet zo mee regeringen en bedrijven onder druk. Zijn pas verschenen boek Het recht om mens te zijn is een vurige ode aan de mensenrechten. Aan de hand van 7 thema’s toont hij aan hoe de mensenrechten levens veranderen.