Artikel 10 van de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens gaat over eerlijke strafprocessen. Als het gerecht je vervolgt, hoort de rechtszaak eerlijk en openbaar te gebeuren, en moet de rechtbank onafhankelijk en onpartijdig zijn. Dat een rechtbank onpartijdig en onafhankelijk moet zijn, ligt voor de hand. Maar maakt het echt uit dat een strafzaak in principe publiek is?
Het principe van openbaarheid is alleszins al zo oud als het strafrecht zelf. Waarschijnlijk heb ook jij al ooit over Reinaert de Vos en zijn proces op de Hofdag gehoord? In dat epos uit de 13e Eeuw, wordt Reinaert onderworpen aan een ‘assisen’-proces waar ‘gelijken’ – onder het voorzitterschap van Koning Nobel - oordelen over de misdrijven van de Vos. In het verhaal leidt het tot een nogal oneerlijk aandoende uitkomst, maar het toont dat de fundamentele principes achter een eerlijk proces in een heel lange traditie geworteld zijn.
Iedereen moet mee kunnen volgen of de rechter en de uitvoerende macht wel binnen de lijntjes kleuren
Toen waren er net als nu veel redenen voor het publiek behandelen van strafzaken. Een misdrijf schaadt de maatschappij of de gemeenschap en dus moet ook de gemeenschap kunnen toezien op schuld en straf. Daarnaast is er een gezonde kritische kijk op wie macht heeft: iedereen moet mee kunnen volgen of de rechter en de uitvoerende macht wel binnen de lijntjes kleuren. Openbaarheid is ook een rem op willekeurige beslissingen door de rechter: iedereen kan oordelen over de uitspraak, gepastheid van de straf en de motivering. Slachtoffers krijgen door het publieke karakter dan weer kans op respect voor hun recht op waarheid en genoegdoening.
Ook voor het werk van Amnesty International is de publieke rechtsgang cruciaal. De directe toegang tot de rechtszaal staat ons immers toe om te evalueren of zaken tegen dissidenten en tegen mensenrechtenverdedigers (on)eerlijk verlopen. Het is vaak dankzij het publieke karakter van een zaak dat we kunnen nagaan of we te maken hebben met een gewetensgevangene, iemand die wordt vervolgd enkel en alleen omwille van het vreedzaam uiten van zijn of haar mening.
De publieke toegang is ook een drukkingsmiddel. Zo roepen we diplomaten op om bij processen tegen mensenrechtenverdedigers naar de hoorzittingen te gaan. Het toont solidariteit met de activist die terecht staat. Én, het toont aan de autoriteiten en aan de rechter dat de internationale gemeenschap de zaak opvolgt. Die druk kan helpen om rechters naar eer en geweten te doen oordelen en niet toe te geven aan de druk die ze ondervinden van de staat.
Wat er gebeurt wanneer het recht op een publiek en eerlijk proces niet wordt gerespecteerd, zien we al te vaak in Iran. De afgelopen jaren hebben tienduizenden Belgen actie gevoerd om de in Iran terdoodveroordeelde spoedarts Dr. Ahmadreza Djalali vrij te krijgen. Zijn proces was niet openbaar. De rechter, die allesbehalve onafhankelijk was en ‘pottenkijkers’ weerde, stond zelfs niet toe dat Dr. Djalali’s advocaat aanwezig was. Flagrant in strijd met artikel 10 van het UVRM en met schrijnende gevolgen.
Het kan anders: toen mijn collega Idil Eser – toen de directeur van Amnesty Turkije – in 2017 terechtstond voor uit de lucht gegrepen aantijgingen, zat de zaal bij elke hoorzitting barstensvol met diplomaten en waarnemers van Amnesty. De heldere boodschap die de ambassadeurs en consuls in Istanbul zo gaven, heeft ongetwijfeld mee geleid tot de (vooralsnog voorwaardelijke) vrijlating.
Het recht op een publiek proces is niet absoluut – er zijn omstandigheden waar kan of moet beslist worden om de deuren te sluiten. Zaken waarbij kinderen slachtoffer of verdachte zijn, moeten bijvoorbeeld met grotere omzichtigheid voor de privacy van het kind worden behandeld. Ook bij zaken waar geen kinderen aan te pas komen, kunnen er uitzonderingen zijn (bijvoorbeeld om de privacy van een slachtoffer te beschermen) maar die zijn zo beperkt als mogelijk en moeten goed gemotiveerd worden. Wat het andere deel van artikel 10 betreft – dat de rechtbank onpartijdig en onafhankelijk dient te oordelen – daarop zijn gelukkig geen uitzonderingen toegestaan.
Over Wies De Graeve
Wies De Graeve is directeur van Amnesty International Vlaanderen. Hij volgt internationale en Belgische mensenrechtenkwesties, maakt ze zichtbaar en zet zo mee regeringen en bedrijven onder druk. Zijn pas verschenen boek Het recht om mens te zijn is een vurige ode aan de mensenrechten. Aan de hand van 7 thema’s toont hij aan hoe de mensenrechten levens veranderen.