-
-
Het nieuwe werkjaar is alweer begonnen. En de agenda belooft druk te worden. Er zijn de interprofessionele onderhandelingen die dit najaar starten, onmiddellijk gevolgd door de sectorale onderhandelingen begin volgend jaar. Iedereen weet dat het moeilijke interprofessionele onderhandelingen zullen worden. De kans dat er een regering is die met extra middelen de zaak kan smeren is bovendien zeer klein. Ten eerste durft niemand te voorspellen of en voor hoelang we nog een regering zullen hebben. Ten tweede zal het hoe dan ook een regering zijn met weinig overschot en met weinig extra's om uit te delen. Voor ons komt er nog eens de moeilijkheid bovenop dat Agoria ons de rekening zal willen presenteren van de ruim honderd koopkrachtakkoorden die werden afgesloten begin 2008.
Door de uitspraak van het Arbeidshof in Antwerpen kwam ook het arbeiders-bediendestatuut terug op de politiek-sociale agenda. Het arrest bevestigt vroegere uitspraken. In deze gaf de rechtbank Bob Meert gelijk tegenover zijn vroegere werkgever, Alcatel. Omdat zijn functie als systeemmeester vooral uit denkwerk bestond, moest hij een bediendecontract hebben gekregen en had hij bijgevolg ook recht op een aanvullend pensioen (in die periode hadden de metaalarbeiders nog geen recht op een aanvullend pensioen, nu wel). Professor Blanpain was er natuurlijk als de kippen bij om de vakbonden met alle zonden Israëls te overladen. De voorzitster van sp.a pleitte in een opmerkelijke column in de Morgen voor één werknemersstatuut. Ze constateerde terecht dat het onderscheid tussen arbeiders en bedienden niet meer van deze tijd is. Dat het bovendien ronduit beledigend is om in een kennismaatschappij te doen alsof sommige werknemers niet zouden nadenken. Tegelijk merkte ze op dat de Belgische arbeider, gemeten naar de wettelijke opzegtermijnen, zo ongeveer de slechtst beschermde werknemers van Europa zijn. Ze constateerde eveneens dat de sociale partners, ondanks de dure eden gezworen in verschillende interprofessionele akkoorden, nog geen stap dichterbij een oplossing staan. “Het zou onverantwoord zijn om opnieuw twee jaar tijd te verliezen. In de volgende maanden zullen de partners tot duidelijke afspraken moeten komen. Geen voornemens, maar concrete invullingen (...). Als de sociale partners opnieuw mislukken, moet de politiek zijn verantwoordelijkheid nemen”, aldus Caroline Gennez.
ABVV-Metaal pleit als enige arbeiderscentrale al decennia voor één werknemersstatuut. Op het laatste Statutair Congres met de Waalse kameraden in 2005 deden we dezelfde constatering als de voorzitster van de sp.a, namelijk dat de verschillende interprofessionele onderhandelingen voor geen enkele doorbraak gezorgd hebben. Het enige concrete resultaat was dat de nodige maatregelen uitgesteld werden. We herhaalden toen ons pleidooi om het werknemersstatuut zo snel mogelijk langs wettelijke weg te regelen als de sociale partners er door interne tegenstellingen niet in slagen om deze discriminatie de wereld uit te helpen. We realiseren ons maar al te goed dat zo'n werknemersstatuut heel wat gevolgen zal hebben. Ook voor het sociaal overleg zoals dat al bestaat in België. Maar zoals altijd is angst een slechte raadgever. Of het nu de angst is van vakbonden voor de verworvenheden van bepaalde groepen van werknemers of de angst van sommige werkgevers dat zo'n statuut voor hen de loonkost fiks zal verhogen.
In ieder geval staat het werknemersstatuut opnieuw op de agenda. Van de komende onderhandelingen, maar ook van het eerste congres van ABVV-Metaal. Dat is nog een opdracht voor het komende jaar. In juni 2009 houdt het Vlaamse ABVV-Metaal zijn eerste Statutair Congres. Er is dus genoeg hoofd- en handenarbeid te verrichten de komende maanden.
Herwig Jorissen
Voorzitter
-
-
De discussie in de media wordt beheerst door twee thema's: de koopkracht en 15 juli met zijn pakket voor een tweede ronde in de staatshervorming. De koopkracht leeft bij de mensen, de staatshervorming bij de politiek. Rond de koopkracht voeren we acties, kondigen het Rood Alarm af, nemen duidelijke standpunten in (‘Het ABVV zal niet laten raken aan de index”). En terecht. Over dat andere onderwerp zwijgen we als vermoord.
Staatshervorming en regionalisering zijn heikele woorden voor de vakbond in het algemeen en het ABVV in het bijzonder. Misschien is dat wel begrijpelijk. Het betekent in ieder geval dat we de hervorming van de federale staat noodgedwongen hebben ondergaan. We hebben in de mate dat het nodig was onze structuren aangepast (met de oprichting van de Vlaamse, Waalse en Brusselse Intergewestelijke). Maar we hebben vooral ook achter de feiten aangehold. In het begin was dat misschien niet zo erg. Het ging immers om bevoegdheden die niet onmiddellijk tot onze kernactiviteiten behoorden. De oprichting van de cultuurcommissies was in1970 allicht niet iets wat ons zorgen baarde. Maar dat schoof met elke volgende ronde een beetje meer op: onderwijs, milieu, beroepsopleiding, arbeidsbemiddeling,... Met wat nu op tafel ligt dreigt men echt naar het hart van de vakbond te gaan, met onder andere de discussie over de regionalisering van de arbeid. Wie nu nog achter de feiten aanloopt, moet vroeg of laat niet verwonderd zijn als blijkt dat hij hopeloos te laat is.
Het Statutair Congres van 2002 van het ABVV betoonde zijn gehechtheid aan het behoud van de federale solidariteit en beklemtoonde dat drie terreinen ten alle prijze federaal moeten blijven:
- de wet van 1968 m.b.t. de paritaire comité's en de collectieve arbeidsovereenkomsten
- het arbeidsrecht
- de sociale zekerheid
Het is de terechte bezorgdheid om de interpersonele solidariteit die op dit moment slechts door een minderheid in vraag gesteld wordt.
Met respect voor deze congresbeslissing kan er echter wel degelijk nagedacht en gediscussieerd worden over wat de kerntaken moeten zijn van elke overheid (zowel Federaal als deze van de gemeenschappen en gewesten). Hoe we er voor kunnen zorgen dat elke overheid een sociaal beleid kan voeren dat maximaal ten goede komt aan de inwoners van dit land, zowel deze van het Noorden, het Zuiden als van het Centrum. En hoe we er kunnen voor zorgen dat elke overheid financieel sterk genoeg is om zo'n beleid ook uit te voeren: nu maar met de vergrijzing in het achterhoofd vooral ook in de toekomst. Als we met de vrees van het domino-effect voor ogen elke regionalisering blijven zien als een (mogelijke) aantasting van de federale solidariteit, dan zullen we verkrampt blijven reageren. Iedereen met een notie van politieke geschiedenis kan het tij zien van 1970 tot nu. Op een bepaald moment moet je durven besluiten dat als je het tij niet kan keren, het misschien beter is om het te proberen bij te sturen. Maar dan moet je ook durven meedenken en meepraten.
Het is dringend tijd dat ook binnen het ABVV deze discussie gevoerd wordt, dat er vorming over gegeven wordt, dat het gebeurt met onze miltanten en in de besturen en instanties: open en zonder angst. Want de discussie over de organisatie van de samenleving is een bij utstek linkse discussie.
Herwig Jorissen
Voorzitter