“Om vooruitgang te realiseren, moeten we streven naar iets dat net buiten ons bereik ligt. Al was het maar dat we verlangen naar een leven met meer waardigheid en compassie dan de wreedheid, paranoia, hebzucht, corporatisme of narcisme waarmee we ons meestal bezighouden en waarvoor we zo makkelijk een uitleg voor vinden.” Het pleidooi voor verbeelding dat de Zuid-Afrikaanse dichter Breyten Breytenbach hier houdt is niet groots en meeslepend, toch is het politieker dan het op het eerste gezicht lijkt. In zijn openingstoespraak tot ARTerial, een conferentie over het dynamiseren van de Afrikaanse kunstensector in 2007, voegde Breytenbach er nog aan toe dat “de noodzakelijke morele verbeelding die kunstenaars aanbrengen in de samenleving acties en uitdrukkingen zijn van creativiteit die altijd de macht en de pretenties van othodoxie uitdagen en ondermijnen.”
De Malinese Aminata Traoré zei tijdens een interview dat ik enkele jaren geleden met haar had in Bamako (Mali) : “wie de kracht het van het woord bezit, moet die gebruiken om essentiële zaken te zeggen, niet om er geld mee te verdienen op de mondiale vrije markt van de cultuur. We hebben geen behoefte aan een generatie kunstenaars die schrik heeft om sponsors of mensen met koopkracht voor het hoofd te stoten.”
Het recht op kunst en cultuur waarover ik het wil hebben, heeft niets te maken met het recht van de maatschappelijke bovenklasse om haar musea, opera en arte gesubsidieerd te krijgen. Ik heb daar niets tegen, integendeel, maar de lakmoestest voor universele mensenrechten is altijd de vraag of de onderklasse ervan kan genieten en of het realiseren van dat mensenrecht voor hen een verschil maakt ten goede. Anderzijds valt de nadruk op de politieke betekenis van creativiteit en verbeelding zeker ook niet samen met politieke kunst. De ‘essentiële zaken’ die volgens Aminata Traoré gezegd moeten worden, gaat ten gronde over de menselijke waardigheid van elke mens, ongeacht legale status, etnische achtergrond, taal, cultuur, gender, religie of levensbeschouwing, seksuele voorkeur, nationaliteit …
Kunst is niet voor koeien
“Kunst is geen beleidsprioriteit voor de meeste Afrikaanse landen, waar ze gereserveerd is voor de elite en voor gemeenschappen die hun minimumbehoeften al voldaan weten”, stelde Marie-Clémence Paes, cineaste uit Madagascar. Ze vervolgt: “maar het is een ernstige vergissing om exclusief te denken in termen van vitale noden. Als we hulp beperken tot voedsel en gezondheidszorg, behandelen we mensen als vee. Koeien hebben enkel behoefte aan graasland, water en vaccinaties tegen ziekten. Kunst en cultuur zijn essentieel, al was het maar om ons eraan te herinneren dat we allemaal menselijke wezens zijn en dat onze behoeften niet teruggebracht kunnen worden tot het vullen van onze maag.” De Congolese choreograaf Faustin Linyenkula maakte dat concreter tijdens een gesprek dat ik met hel had in Kinshasa: “de Congolezen leven midden de ruïnes – en dan heb ik het niet alleen over fysieke ruïnes, maar ook over de verwoestingen in het hoofd van de mensen. Daarom is de behoefte zo groot aan ruimtes waarin opnieuw gedroomd kan worden. Ruimtes waarin ook aan kritische zelfbevraging gedaan kan worden. We moeten blijven dromen, ook al staan we tot aan onze knieën in de stront. Natuurlijk is het belangrijk dat iedereen, eindelijk, weer genoeg te eten zou hebben. Maar we moeten meer durven verwachten. En dus is kunst –verontrustende kunst – meer dan ooit noodzakelijk.”
“Kunst zorgt niet voor melk of vlees op de tafel, maar levert wel waarden en standpunten op”, zegt Hilda Rutagonya, coördinator van Femrite, een belangenorganisatie voor Oegandese schrijvers met bijzondere aandacht voor vrouwelijke auteurs. “Ik ben er van overtuigd dat elk goed verteld verhaal een nieuwe wereld opent voor het publiek. Je maakt kennis met mensen, intenties, ervaringen en werkelijkheden die je in je eigen bestaan niet ontmoet of over het hoofd ziet. En dat is noodzakelijk om op een geëngageerde en kritische manier aan het maatschappelijke debat te kunnen deelnemen. Wie actief in het woord duikt, kan ook de politiek van het land beter lezen.”
Performance poëzie
“Op het Oegandese platteland is poëzie wat in de stad de televisie is, met dat verschil dat het verhaal er niet gecommercialiseerd is”, zegt Deborah Asiimwe, als experte verbonden met het Amerikaanse Sundance Institute in Kampala. Dat verklaart volgens haar ook het belang en de groeiende populariteit van ‘performance-poëzie’: het is een hedendaagse, stedelijke vorm voor een van de oudste vormen van artistieke expressie en sociaal commentaar. De vrijheid van de dichter of de verteller wordt op het platteland bepaald door culturele of sociale normen, in de stad wegen politieke en commerciële belangen veel zwaarder door. Het is niet dat de Oegandese overheid zich heel actief en expliciet bezighoudt met censuur, maar een krant heeft overheidsadvertenties nodig om te overleven. Terwijl radio- en tv-stations moeten hun uitzendlicenties geregeld hernieuwen. Dat is al reden genoeg om het sociaal commentaar niet te ver richting politieke kritiek te laten evolueren. Dichters, rappers, spoken word artiesten en andere beoefenaars van het bevlogen woord zijn niet afhankelijk van al die beperkende belangen.
Ook in eigen land
Ik heb tot nu vooral geput uit gesprekken en ervaringen met Afrikaanse kunstenaars. Dat is op de eerste plaats omdat ik vooral in die context nagedacht heb over het belang van en het recht op kunst en culturele expressie. Maar ook in eigen land valt op hoe belangrijk slam en spoken woord zijn voor jonge stedelingen die geen plek vinden in de mainstream. In de marge en aan de onderkant van de samenleving is er niet meteen veel tijd of appetijt voor art for art’s sake. Kunst en cultuur drukken er uit wat ervaren of gedroomd wordt, om nog eens naar Aminata Traoré terug te keren. Zij ziet cultuur dan ook als één van de ‘drie poten waarop de ketel -de samenleving- rust, naast economie en milieu.’ “Meer aandacht voor cultuur kan het evenwicht in die driehoek herstellen”, zegt ze. "En dat levert een maatschappij op die mensen niet langer berooft van hun waardigheid, kennis en dromen. Als we dat noodzakelijke evenwicht zouden realiseren, moet de EU ook geen jacht meer maken op de migranten. Want als we de oriëntatiepunten van onze samenleving herstellen, kunnen we toekomst maken voor onze eigen mensen. Hetzelfde geldt voor democratie en goed bestuur. Als wij zelf hadden kunnen formuleren wat democratie is, dan zouden we ook gepaste manieren gevonden hebben om onze leiders te bevragen en te sanctioneren. Want als je vanuit gedeelde morele bakens werkt, moeten de machtigen wel luisteren als de machtelozen spreken. Gedeelde cultuur bezorgt de meerderheid de kritische massa die nodig is om gehoord te worden. De meeste mensen gaan niet in boeken zoeken wat democratie betekent, maar ze weten het wel. Onze eigen kennis en maatschappelijke oriëntatiepunten worden echter keer op keer afgewezen door het Westen. Het is die politieke hegemonie van het Westen die wij moeten bestrijden."
Hoe langer hoe meer wordt duidelijk dat de inzichten die Afrika ontwikkeld heeft na eeuwen van kolonisatie en uitbuiting heel relevant zijn voor Europese landen en steden waarin minderheden met dezelfde culturele minachting en economische exploitatie benaderd worden als Afrikaanse landen en gemeenschappen honderd jaar geleden. In een gesprek met de Belgisch-Congolese kunstenaar Sammy Baloji over dekoloniseren in Afrika en in Europa, zei Baloji: “je ziet steeds meer dat hedendaagse kunst vertrekt van een onderdompeling in de realiteit zoals die door de mensen beleefd wordt, gecombineerd met inzichten uit sociale en exacte wetenschappen. De herinnering, de realiteit, de feiten worden door de kunstenaar op een subjectieve manier vormgegeven, waardoor de kunst een deur opent naar nieuwe inzichten en maatschappelijke discussies.” In zijn kunst, zegt Sammy Baloji, wil hij “de structuren van onze naties en internationale verhoudingen in vraag stellen. Inclusief de maartschappelijke ordening, de idee van de staat, de koloniale stad, de opgelegde grenzen. Als kunstenaar wil ik dat doen met een ruim tijdsperspectief, niet opgejaagd door de actualiteit waarop ik meteen zou moeten reageren. Als ik werk rond economische relaties, dan wil ik zowel weten hoe die waren in de vijftiende eeuw van het Bakongo-rijk als hoe die zich vandaag ontwikkelen.”
Wie bij dit alles nog denkt dat het recht op kunst iets te maken heeft met de miljoenenmachines van Hollywood of Guggenheim, begint best opnieuw te lezen. Kunst is niet voor koeien. Mensen hebben recht op verbeelding. Dat is de korte samenvatting.
Over Gie Goris
Gie Goris is al meer dan 15 jaar hoofdredacteur van MO*magazine met mondiaal nieuws over migratie, mensenrechten en duurzame ontwikkeling. Gie schrijft rond conflicten in cultuur en religie, mondialisering en islamisme van Iran tot Indonesië. Regelmatig bezoekt hij de regio rond Afghanistan, waarover hij het boek Opstandland schreef, een blik op het land en de regio die al veertig jaar in een permanente staat van oorlog verkeren.
© Brecht Goris